Fonds Verstedelijking Almere

Het Fonds wordt gevoed door de gemeente, de provincie en het Rijk. De totale beschikbare middelen van het Fonds voor 2026 is € 16,7 miljoen. De geplande uitgaven komen op € 16,5 miljoen uit. Conform het huidige overzicht ontstaat dus een saldo van € 0,2 miljoen in 2026. Dit saldo wordt betrokken bij de dekking van de projecten in de komende jaren, conform het Meerjarenprogramma 2025-2029.

Bij de verdeling van de middelen over de diverse overheden worden de volgende afspraken gehanteerd:

• De kosten voor de programmaorganisatie Almere 2.0 komen ten laste van de bijdrage van de gemeente Almere.
• Het Rijk draagt haar hele bijdrage bij.
• De overige uitgaven worden door de gemeente en provincie gedeeld.

Gemeentelijke bijdrage

De gemeentelijke bijdrage bestaat uit een specifieke uitkering voor de groeiopgave van Almere (€ 10 miljoen). Dit bedrag is exclusief de indexatie voor loon- en prijsontwikkeling 2026.

Provinciale bijdrage

Vanaf 2021 draagt de provincie jaarlijks € 6,7 miljoen bij.

Rijksbijdrage

De Rijksbijdrage bestaat uit de gerealiseerde opbrengst bij verkoop van Rijksgrond in Almere Oosterwold (7.000 kavels) en, op termijn, Almere Pampus voor 8.000 woningen. Van de in 2024 verkochte gronden, wordt de opbrengst in 2026 ingebracht in het FVA. De bijdrage aan het FVA is in 2026 nul, omdat de kosten voor het pachtvrij maken van de gronden hoger waren dan de verkoopopbrengsten. Met het RVB is afgesproken dat zij de komende jaren de kosten, die niet in het desbetreffende jaar verrekend kunnen worden, daarom eerst in mindering brengen op de toekomende afdracht.

bedragen x € 1.000

Voor de derde tranche is ervoor gekozen om geen bredere algemenere risico reserve op te nemen. Bij het begin van de derde tranche dienen de mogelijke risico's en de financiële gevolgen daarvan in eerste instantie binnen het project te worden opgevangen.

Een tweede afweging kan zijn om binnen de programmapijler afwegingen te maken hoe mogelijke financiële gevolgen kunnen worden opgevangen. De projecten en de programma's kunnen in ieder geval dus geen beroep doen op een bredere risico reserve op het niveau van het integrale programma door het ontbreken hiervan. Op basis van de integrale  risico-inventarisatie zal eind 2026 worden beoordeeld of de nu voorgestelde werkwijze kan worden gecontinueerd of dat er andere keuzes dienen te worden gemaakt.

Bij de vaststelling van het 3 ^e meerjarenprogramma zouden we in 2029 eindigen met een overprogrammering van € 3,7 miljoen (5%), die in deze periode ingelopen zal moeten worden. Dit beeld blijft ongewijzigd.
De beschikbare nieuwe middelen voor het Meerjarenprogramma FVA 2025-2029 zijn circa € 68,2 miljoen. De totale voorziene uitgaven bedragen € 71,9 miljoen.

bedragen x € 1.000